

| |
4.3 Kinderarbeid in Afrika.
Afrika heeft het hoogste
percentage kinderarbeid. 41% van de kinderen tussen de vijf en veertien jaar oud
nemen deel aan het ‘economisch verkeer’. Om de kinderarbeid in Afrika te kunnen
begrijpen, moet men de rekening houden met de manier van leven en de Afrikaanse
cultuur. Zo wordt werk door kinderen in de familiesfeer niet als kinderarbeid
gezien. Dit hoort gewoon bij het ‘groot worden’, en hoort zogezegd bij het
opgroeien.
In de echte economie,
soms noodzakelijk om als kind te kunnen overleven, wordt wel gezien als
kinderarbeid. Ondanks internationale overeenkomsten, zoals afspraken die gemaakt
zijn door de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), blijft kinderarbeid veel
voorkomen in bijna alle Afrikaanse landen. De grote migratie van het platteland
naar de stad heeft gezorgd voor toename in de informele sector. Dat wil zeggen
dat veel mensen wel werken maar dat ‘t niet genoteerd staat bij de overheid. Het
is dus moeilijk in te schatten hoeveel kinderen werken en waar. De verschillende
landen hebben verschillende vormen van kinderarbeid.
De hoofdoorzaken van
kinderarbeid op het Afrikaanse continent zijn volgens de ILO:
ü
Armoede
ü
Een snel groeiende bevolking
ü
Verslechtering van de
leefomstandigheden
ü
Een slecht onderwijssysteem dat
niet voor alle kinderen toegankelijk is.
ü
Gewapende conflicten
ü
Het stijgende aantal aids wezen
(ouders zijn aan aids overleden)
Nu ga ik verschillende soorten
kinderarbeid in Afrika behandelen.
De mijnbouw.
In West Afrika, maar ook
in landen als Tanzania en Zimbabwe zijn kinderen werkzaam in de mijnbouw. In de
goudmijnen van Issia, in het moeilijk bereikbare bosrijke gebied in de centraal
westelijke regio van de Ivoorkust, werken kinderen samen met hun ouders. De
gemiddelde leeftijd van deze kinderen is zeven jaar; de jongste is ongeveer drie
jaar oud. Kinderen worden betrokken in het gehele mijnproces zoals in de grond
graven, vervoeren en het zeven van de stenen. Zij vertrekken om 6 uur ‘s morgens
naar de werkplek en moeten daarvoor een afstand van 5 tot 11 kilometer afleggen
door de donkere bossen naar de mijnen. Ze maken lange dagen, werken in
oncomfortabele houdingen, gebruiken gevaarlijke gereedschappen, krijgen niet op
regelmatige basis een maaltijd van hun werkgevers, en drinken uit vervuilde
waterbronnen.

In de gebieden rondom
Tortiya,
500 kilometer van Abidjan in het noorden
van de Ivoorkust werken kinderen in de
diamantmijnen. De werkzaamheden in de
\diamantmijnen zijn ongeveer hetzelfde als
die in de goudmijnen. De kinderen zijn
vooral bezig met het graven in de harde rotsen
waarna zij de stenen dan naar de rivier dragen
om te zeven. De stenen dragen zij op hun hoofd
of in een soort kruiwagen over een lange
afstand naar de rivieren.
In Zimbabwe zijn kinderen werkzaam in goud-, chroom- en tinmijnen. Kleine
bedrijven/ expedities huren mensen in om in de tunnels en de gangen van mijnen
uit te graven. Vaak worden kinderen in dienst genomen omdat ze goedkoop zijn en
klein waardoor ze makkelijker in de mijngangen kunnen kruipen. Kinderen zijn ook
te vinden in de chroommijnen van Zimbabwe. Hier doen zij de uiteindelijke
graafwerkzaamheden, en sorteren het chroom uit de resten. In ondergrondse mijnen
zijn kinderen verantwoordelijk voor het naar boven dragen van de stenen.
In Zimbabwe zijn ook hele gezinnen en families werkzaam in de goudindustrie. De
wereldprijs van goud staat op ongeveer 350 dollar per ons. Een goudzoeker kan
hierdoor aardig in zijn onderhoud voorzien door jaarlijks twee tot drie ons goud
te delven.
De edelstenenindustrie in Tanzania heeft
ook kinderen in dienst. Jongens werken in diepe en gevaarlijke mijnen die soms
op instorten staan. Ademhalingsproblemen door stof en gassen worden verergerd
door een slechte ventilatie. Kinderen in de mijnen staan de hele dag in een
enorm lawaai en het is er buitengewone heet. De jongens lopen ook extra risico
doordat regelmatig explosieven afgaan waar ze zo dicht mogelijk bij willen staan
om zo als eerste de nieuwe stenen te ontdekken en naar boven te kunnen slepen.
In Tanzania werken kinderen met blote voeten in de steengroeven, waarbij zij met
hamers de rotsen breken.
Straatwerk.
In alle Afrikaanse landen zijn straatkinderen te vinden. De meeste van hen komen
uit kansarme gezinnen waarbij werkeloosheid, alcoholisme en geweld normaal zijn.
Veel Aids-wezen (ouders gestorven aan aids) hebben vaak geen andere keuze dan
ook een straatkind te worden en op straat geld te verdienen om te overleven.
Migratie van het platteland naar de steden, wat veel voorkomt in Afrika, heeft
geleid tot een groot tekort aan huizen in de steden en dorpen, met als gevolg
dat het aantal gezinnen met kinderen die op straat wonen en werken groeit.
In een rapport uit Nigeria staat dat miljoenen kinderen, zowel jongens als
meisjes, betrokken zijn bij straatwerk, voornamelijk in de steden. De meeste
kinderen zijn tussen de 9 – 12 jaar oud. Uit een rapport van Kenia blijkt dat
duizenden straatkinderen, zowel jongens als meisjes, in de grote steden op
straat leven. In Zimbabwe zijn de meeste straat kinderen jongens omdat de ouders
hun dochters liever niet uit het oog willen verliezen. In cultureel opzicht zijn
meisjes een goede bron van inkomsten als bruiden (bruidschat).
Kinderen verkopen van alles op straat,
variërend van water, fruit, groente, snoep, zakdoeken etc, ze wassen of passen
op auto’s, poetsen schoenen, bedelen, prostitueren zich, verkopen drugs, zijn
zakkenrollers, of pluizen vuilnisbelten uit om eten te zoeken of om iets
‘verkoopbaars’ te zoeken. Als kinderen geen huis hebben waar ze ‘s nachts naar
toe kunnen gaan, slapen ze in portieken, winkelcentra of onder bruggen. Deze
kinderen maken veel geweld mee, worden gemakkelijk uitgebuit en zijn vaak ziek.
Veel van hen inhaleren verf of lijm om het leven draaglijk te maken en om warm
te blijven. Soms zwerven ze over verboden terreinen waardoor ze in de problemen
komen en gearresteerd worden.
 
Een meisje dat frisdrank verkoopt Een meisje dat hooi verkoopt
Bedelen
In alle Afrikaanse landen zijn straatkinderen te vinden. Door de verhuizing van
het platteland naar de steden, wat in Afrika veel voorkomt, is er een groot
tekort aan huizen in de steden en dorpen. Dat zorgt voor een groeiend aantal
gezinnen waarvan de kinderen op straat bedelen. Naast straatverkopers, brengen
kinderen veel tijd op straat dus door met bedelen voor geld, eten en andere
zaken. Sommige Afrikaanse leiders dwingen kinderen om te bedelen. Het is een
onderdeel van een traditie van lang geleden die toen hielp. Tegenwoordig helpt
bedelen echter niet meer door de veranderingen in de sociale, economische en
culturele omstandigheden in Afrika. Het bedelen is veranderd in
kinderexploitatie.
Veel gezinnen in West-Afrika, en vooral in Burkina Faso, Gambia, Guinea, Guinea
Bissau, Mali, Mauritanië, Niger en Senegal vertrouwen hun kinderen, voornamelijk
jongens, zo gauw deze de leeftijd van vijf of zes jaar bereiken, toe aan een
religieuze leider, ook wel een Marabout genoemd, bij wie zij wonen tot zij de
leeftijd van vijftien of zestien hebben bereikt. De Marabout leert de jongens
passages uit de Koran uit hun hoofd te leren en voor te dragen. In ruil hiervoor
moeten de jongens verschillende taken uitvoeren op de school en huishouden van
de Marabout. Vanuit de traditie levert de gemeenschap een bijdrage aan de
Marabout in de vorm van collectes door kinderen. Als gevolg hiervan wordt
bedelen gezien als onderdeel van het leerproces, volgens religieuze
leermethodes. De kinderen moeten de vernedering van bedelen ervaren om een
betere man te worden.

De waarheid is echter anders.
Volgens de overheid van Senegal
zijn er alleen al in Senegal tussen
de 50.000 en 100.000 bedelkinderen.
De Marabouts hebben volledige
controle over de levens van hun
studenten. De kinderen leven meestal
onder zeer slechte omstandigheden.
Doordat aan hun de extreme armoede
en smerigheid, vieze, blote voeten en
het dragen van lompen, te zien is
hopen ze veel medelijden te krijgen
en geld te innen.
De opbrengst van het
bedelen gaat echter allemaal naar de Marabout. Als de kinderen niet de door de
Marabout voorgestelde opbrengst binnenhalen worden zij gestraft, soms met flinke
klappen. Ze ondergaan psychologische mishandeling en vernedering, en zijn lange
tijd afgezonderd van hun familie. Lichamelijke mishandeling komt ook voor, ze
krijgen soms een flink pak slaag.
Straatkinderen
lopen risico’s op straat
zoals verslaafd worden aan drugs, seksuele mishandeling en lichamelijk geweld.
|